Het woord "mudra" betekent woordelijk: "zegel", soms stempel, teken, ook handhoudingen, die worden beschouwd als een zichtbare bevestiging van hetgeen innerlijk in de mens plaatsvond, b.v. wijdingen, getuigenissen, liefde, etc.
De handhoudingen zijn zo oud als de wereld en vrijwel bij elk volk, in elke landstreek, heeft men bepaalde handhoudingen die, geluidloos, iets vertellen.
De Oosterse religies hebben handhoudingen die hun leer vergezellen, de Westerse eveneens.
ZEGEN - GEBED - GROET
Zegen: de doorgevende werking wanneer de handen boven iemand worden gehouden, naar iemand toe worden gehouden.
Gebed: is een totale overgave; in het Westen anders dan in het Oosten.
Gevouwen handen is een vereniging van links en rechts, een toegeslotenheid; opgeheven handen is een totale overgave. De Oosterse groet is vrijwel hetzelfde als de Westerse bidhouding: de vereniging van links en rechts; in het oosten met een neiging, buiging, naar de wereld, naar de mensen, naar de windstreken.
Groet: in het Westen is het een uitvloeisel van: overgave, zegen.
Vinger omhoog is het Jupiterteken, de geestelijke groet;
eed is de Jupiter- en Saturnusvinger samen: geest en stof; het was eerst een vloek, hetgeen hemels was heeft zich met de stof vermengd.
RITUELE HANDHOUDINGEN
De Oosterse mudra's of rituele handhoudingen komen van de priesterlijke ceremoniën (ook in de kerk), waarbij de priester gebeden uitspreekt ofwel mantra's zingt (klanken, geconcentreerde lettergrepen of woorden), die vergezeld werden van handhoudingen.
Voor elk woord was een mudra, die correspondeerde met een letter of een woord.
De runen, de eerste taaltekenen, een geschreven- of handwoord was de bevestiging van de letter.
VOORBEELDEN
Een "mudra" was oorspronkelijk een universeel teken, een bezegeling van het woord.
Het is een bevestiging - nl. het vierde onderdeel in een heilige drieëenheid:
"In den beginne was het Woord." Vuur - Schepping.
1. Voedsel (geest)
2. Adem (water)
3. Stem (vuur), mantram, de klank brengt de tekening voort
4. Hand (stof).
De hand bevestigt de Eenheid tussen de genoemde drie elementen.
Vandaar dan de Adem en de Stem, als begeleiders van het Voedsel van de Geest in de Oosterse leringen zeer belangrijk is.
GEZONGEN MANTRAMS - ADEMBETEUGELING - YOGA
De Mudra is er voornamelijk om de buitenwereld mee te delen, die stoffelijk is, wat er in de mens met de drie elementen is gebeurd, waartoe zij worden gebruikt.
Klanken - water - lip = M
- vuur - sis = S
- lucht - verhemelte = L
- aarde - tand = D
A = Mars (Zon)
U = Saturnus
E = Mercurius
OE = Zon
I = Venus
EU = Maan
O = Jupiter
Een Boeddhistisch-priester of een Hindoe-priester maken nog gebruik van Mudra's als navolging van Boeddha, die door een Mudra zijn ervaringen doorgaf.
Via de Boeddhistische priesters zijn zij een onderdeel geworden in de ceremoniën van de Oosterse landen, maar ook de Westerse kerken funderen zich daarin, waarbij maar al te vaak de priesters vergeten blijken te zijn wat precies een bepaalde Mudra betekende.
B.v. het Kruisteken.
Het is het overnemen van tradities, gebruiken en ceremoniën.
WET
Elke aanstaande of gewijde priester moet zich houden aan de opdrachten binnen de heilige- of Purana-geschriften, waarvan de Veda's een onderdeel zijn.
Hun studiebegin ligt in het lezen, nauwgezet bestuderen van deze geschriften en één van de eerste boeken zijn de Yama-Brata, de uitwendige beteugeling, en de Niyama-Brata, de inwendige beteugeling.
SÂDHANA'S
____________________________________________________
YAMA-beteugeling
uiterlijke beteugeling
____________________________________________________
Ahimsâ - geen leed berokkenen
Satya - waarachtig zijn
Âsteya - niet stelen, zelfs niet in gedachte
Asanga - niet gehecht zijn
Hri - ingetogenheid
Asanchaya - geen bezit vergaren
Âstika - religieus geloof
Brahmâchârya - onthouding, kuisheid
Mauna - zwijgzaamheid
Sthairya - volharding
KshamIa - vergevingsgezindheid
Abhaya - onbevreesdheid
____________________________________________________
NIYAMA-zelfopvoeding
innerlijke beteugeling
____________________________________________________
Saucha - lichamelijke reinheid
Saucha - mentale reinheid
Japa - litanie, reciteren van gebeden, toverspreuken en
godennamen
Tapas - ascese
Homa - offerande
Shraddhâ - geloof
Atithya - gastvrijheid
Archand - dagelijkse eredienst
Tîrthayâtrâ - pelgrimstocht
Parathehâ - verlangen naar 't Allerhoogste
Tushtî - tevredenheid
Âchârya sevana - dienst aan de Leraar (Opperwezen)
____________________________________________________
In deze geschriften herkennen wij, als Westers mens, duidelijk de Mozaïsche wet: de uiterlijke beteugeling.
De Yama-Brata omvat nl.:
o.a. geen letsel toedienen aan enig schepsel;
nooit liegen (trouw zijn in woord);
niet stelen;
kuis leven;
nooit geschenken aannemen ofwel geen geschil maken of niet handelen.
Deze uiterlijke beteugeling kan worden vergeleken met de Wet van Mozes, die echter nergens zijn oorspronkelijke vorm heeft en waarover veel wordt geredetwist.
Omdat Mozes een Egyptenaar was, is het mogelijk dat deze wet een uitvloeisel is van de Oosterse Yama Brata, uiterlijke beteugeling, een vorm van Yoga.
Vaststaat dat de kerkvaders o.a. Origenes er danig in hebben geknoeid.
DE INNERLIJKE BETEUGELING:
De Niyama-Brata:
reinheid (ritueel en moreel);
tevredenheid;
ascese - onthouding, geen beroering bij koude, hitte, ook innerlijk. Het beheersen van water (koude - adem) en vuur (warmte - stem)
studie van de leer;
overgave aan het Opperwezen.
Een vergrijp tegen dit gebod verklaart onwaardigheid, ontslag, vroeger zelfs de dood.
Onthouding van vlees en alcohol waren voorwaarden, bij sommige graden ook celibaat.
De leerling mocht de naam van zijn leraar niet uitspreken wilde hij zijn stem niet verliezen.
Ook vrouwen konden worden ingewijd, maar echter pas na het ophouden van de menstruatie.
Hierover zijn talrijke overleveringen in godsdiensten en sekten.
De verhouding leraar leerling was een totaal onderworpene, voeten kussen (likken), voeten wassen (bijbel), nooit hoger zitten of staan, enz.
Het zich bedienen van Mudra's behoorde bij een graad van het priesterschap.
Bij de rituele handelingen en handhoudingen tijdens de ceremonie, die eenvoudig uitdragen wat hij doet, worden bloemen altijd als reinigingsmiddel gebruikt.
De Donderbeil van Indra, een steel met vijfbladen (Mercurius), hij is de Heerser van het firmament (strijd, storm, lucht, oosten).
FORMULE
Indien de leerling is gewijd tot priester krijgt hij een schriftelijke bevestiging, die een formule inhoudt, die hij dagelijks moet bestuderen, vrijwel overal is deze formule gelijk, universeel:
"Om" - onafhankelijkheid van het lichaam - van de Heer - van de Wereldschepper.
1. Wishnu (Vishnoe) - de tweede godheid, de onderhouder en levendmaker;
de lever;
de gele schijn (maan)
2. Ichware (Shiva) - wil;
aorta;
glans van zon en maan.
3. Brahma - hart of ziel;
purperrood (zon)
Op de achterzijde staat:
AM (vuur) in de navel, AH (vocht) op het schedeldak zolang men leeft, opdat men daardoor een lang gelukkig leven zal hebben.
AH (vocht) in de navel, AM (vuur) op het schedeldak, wanneer men sterft zal men geen Sansara krijgen, door dat de twee (AM en AH) van plaats verwisselen bij de Kamoksan (de verlossing).
Wishnu - woont in de lever; hij draagt een gele mantel.
Ichwara (Shiva) - woont in de aorta; hij draagt een witte mantel, het samengaan van Zon en Maan.
Brahma - woont in het hart; zijn mantel is purperrood (geest).
Tijdens het leven van de mens huist AM (vuur) in de navel of buik; het brandt bij koorts heviger, zodat lichaamsvocht wel eens als droppels uit de fontanellen opstijgen.
AH - candra = bayu = vocht, zweet op het schedeldak.
Zolang de toestand zo is, ontwikkelt het vuur onder het water regelmatig damp (Bayu) en levenskracht en zal de mens gezond blijven, zolang de AM-AH verhouding is als in de formule.
Voor een verlossing moeten AM en AH van plaats verwisselen, dan moet AM op het schedeldak in de Civadwara (kelk) en AH in de navel zijn.
Dan wordt het vuur in water ondergedompeld en AM zal zich met AH verbinden, doch AM zal uitdoven door het water en het water zal totaal verdampen door het vuur en er zal niets zijn.
De elementen AM-AH gaan over in het Niets en de mens is verlost. (alchemie)
Geest = voedsel;
Vocht = adem;
Hitte = stem.
DE ZEVEN UNIVERSELE MUDRA'S
1. Abhaya-mudra = Onbevreesdheid - Zegening; bliksem; met het Noorden, uit het Noorden komen de verleidingen; winter.
Zon - Wil.
Open hand, rechterarm horizontaal, opgeheven.
2. Bhûmiparsha-mudra = Getuigenis; knots; met het Westen.
Maan - samenvoegen.
Rechterhand gestrekt over de knie, handpalm naar binnen (iets licht in het duister)
3. Vitarka-mudra = Onderrichten - Licht; met het Zuiden; juweel.
Jupiter - voortbrengen.
Rechterhand: wijsvinger en duim in een cirkel, de andere drie gebogen, de handpalm naar buiten gericht.
4. Dharmçakra-mudra = Beweging van het wiel; de grondslag van de wet der natuur; met het Oosten; wiel.
Saturnus - daad.
Handen voor de navel, rechterwijsvinger op gebogen drie van de linkerhand, linkervinger omhoog.
5. Anjali-mudra = Verlichting - Overwinning; met het zenit; de blauwe lotus.
Mercurius - Religio.
Acht maken, rechterhand omlaag, linker omhoog, op de hoogte van het hart.
6. Dâna-mudra = Liefdadigheid; met het nadir (wereld); kinkhoorn (maitreya).
Venus - gemeenschap.
Rechterarm over de knie, handpalm naar buiten.
7. Dhyâna-mudra = Centrum; de roze lotus.
Mars - doelgerichtheid, concentratie.
Openhanden rusten in elkaar in de schoot, links onder en rechts boven.
BETEKENIS VAN DE LOTUS
De lotus is één van de bloemen die het meeste wordt gebruikt in de ceremoniën, naast de roos in de Westerse wereld.
De groei van de Lotus hangt nauw samen met het water, met de rivier. Vanuit Egypte weet men: het stijgen van de Nijl betekent ook het groeien van de Lotus; het afnemen van de vloed betekent ook het sterven van de bloemen.
Op het toppunt van haar bloei is de Nijl het zegenrijkste.
Zij is het symbool van zwart en wit, de vloed (overstroming) en de bloem, het licht; de zwarte vruchtbare modder (Chem) was Egypte.
1. Egyptische lotus (Nymphea lotus)
2. Blauwe lotus (Nymphea coerula Savig.)
3. Indische lotus (Nelumbium speciosum Willd.)
Als de zon ondergaat sluit zich de bloem en de vruchtknop verbergt zich; met de opgang van de zon opent zij zich weer en komt boven het water uit.
De vruchtknop en de bloem duiken van de avond tot middernacht onder, zo diep dan men ze met de hand niet kan bereiken. (zeggen ze in de Euphrath)
Met de zon stijgt zij op en tijdens haar ontsluiting stijgt zij nog meer op tot de zon, tot zij heel hoog boven het water staat.
Het zaad wordt gegeten, het lijkt op papaverzaad.
Voor de priesters was dit verboden.
VINGERS
Duim = Mars;
Wijsvinger = Jupiter;
Middelvinger = Saturnus;
Ringvinger = Zon;
Pink = Mercurius.
Venusheuvel = tegenover de duim;
Maanheuvel = onder de pink.
Onze gewoonten: handschudden.
De donkere palmholte = de verborgen bron;
Onderste helft = het onderbewustzijn;
Bovenste helft = het levensbewustzijn.